Rechtskennis Domein IV

Toelichting op de toetsmatrijzen van de examens rechtskennis van Domein IV.

Een toetsmatrijs bevat veel informatie over het examen. Simpel gezegd geeft de toetsmatrijs een verdeling weer van het aantal vragen over de toetstermen. Een toetsmatrijs draagt bij aan drie kwaliteitseisen:

1. Door een toetsmatrijs te gebruiken zijn de examens vergelijkbaar qua inhoud en niveau (betrouwbaarheid).

2. De toetsmatrijs ondersteunt bij een valide examen doordat in elk examen alle inhoud wordt gedekt.

3. De toetsmatrijs zorgt voor transparantie doordat inzichtelijk wordt waar het examen betrekking op heeft. Hierdoor kunnen alle betrokkenen zich op basis van de toetsmatrijs voorbereiden op het examen.

Een toetsmatrijs bevat de volgende informatie:

Toetsduur:  De kandidaat krijgt voor het afleggen van een examen rechtskennis de toetsduur zoals die staat aangegeven in de toetsmatrijs.

Toetsvorm en aantal vragen examen: examens rechtskennis bevatten uitsluitend gesloten vragen. Het aantal vragen staat aangegeven in de desbetreffende toetsmatrijs.

Cesuur: Dit is de score die een kandidaat moet hebben voor het behalen van de toets. Oftewel de zak-/slaaggrens. Voor de examens rechtskennis van Domein IV is de cesuur 68%.

Code: Dit is een toegekende code zodat gemakkelijk over een bepaalde toetsterm kan worden gecommuniceerd.

Overkoepelend onderwerp: Meerdere toetstermen vallen onder een overkoepelend onderwerp. Dit geeft inzicht in de algemene thema’s die aan bod komen in een examen op een abstracter niveau.

Toetsterm (met specificatie): In een toetsterm wordt een onderwerp en een werkwoord beschreven. Het onderwerp weerspiegelt de inhoud en het werkwoord weerspiegelt de actie die een kandidaat moet doen. Een onderwerp is bijvoorbeeld ‘samenwerking met de politie’ en een werkwoord ‘benoemen’. De vraag in het examen is gebaseerd op de inhoud en werkwoord beschreven in de toetsterm. Onder de toetsterm wordt soms nader gespecificeerd waar een toetsterm betrekking op heeft.

Wet- en Regelgeving: Per toetsterm is aangegeven welke wet- en regelgeving van toepassing is.

Taxonomie: De taxonomie is een indeling in kennisniveaus waarop een kandidaat iets kan beheersen en is een hulpmiddel bij het vaststellen van het beheersingsniveau. In een toetsterm staat een werkwoord. Dit werkwoord is gekoppeld aan een beheersingsniveau. In de toetsmatrijs wordt het beheersingsniveau aangegeven met een letter. De gebruikte letters zijn K (kennis), B (begrip) en T (toepassing). Het niveau K is het laagste niveau en voor dit niveau moet een kandidaat de leerstof kunnen herkennen/herinneren. Bij het niveau B moet een kandidaat de leerstof begrijpen. Niveau T is het kunnen toepassen van de leerstof, vaak aan de hand van een gegeven situatie.

Aantal vragen: Dit is het aantal vragen per toetsterm wat opgenomen is in het examen. Door te kijken naar het aantal items per toetsterm kan herleid worden hoe belangrijk deze is ten opzichte van andere toetstermen.

De toetsmatrijzen voor het examenonderdeel Rechtskennis staan bij de examendocumenten.

Klik hier voor algemene praktische informatie over de procedure rondom het examen.